5 manieren waarop het onderwijs voorbij de harde cijfers kijkt
Het lijkt erop dat beoordelen met alleen rapportcijfers op z’n retour is. We zien steeds meer scholen nadruk leggen op groei en eigen verantwoordelijkheid, en zoeken naar manieren om het meeste uit hun leerlingen te halen. Waarom ze dit doen, wat er voor die cijfers in de plaats komt, en hoe je hier op in kunt spelen lees je hier.
1. Inhoudelijke vormende feedback
Om de leeropbrengst inzichtelijk te maken, ontkom je bijna niet aan cijfers. Maar zo’n cijfer zegt alleen iets over de uitkomst, en niets over hoe die uitkomst tot stand is gekomen. Vaak is een laag cijfer zonder enige vorm van inhoudelijke vormende feedback niet erg motiverend voor leerlingen. Uit onderzoek is gebleken dat een laag cijfer wél een stimulans wordt als een leraar extra duiding geeft. Dus uitlegt dat het niets zegt over de potentie van de leerling, maar alleen over hoe de leerling op dat moment de lesstof beheerst. Een goede leraar vormt daarmee de betekenis die een leerling toekent aan een laag cijfer. Zo krijgt de uitkomst minder nadruk, en het leerproces des te meer. Een leerlingvolgsysteem kan hier op aansluiten door leerlingen de kans te geven om te laten zien waar ze zijn in hun ontwikkeling.
2. Een andere, passende manier van toetsen
De klassieke toetsvorm, waarin kinderen langere tijd geconcentreerd en in stilte moeten werken aan een set vragen, sluit niet bij alle leerlingen even goed aan. Leerlingen die thuis bijvoorbeeld opgroeien in een drukke situatie waar ze hun aandacht moeten verdelen, blijken meer te zijn georiënteerd op samenwerken. Juist gezamenlijk werken aan een grotere opdracht past beter bij deze leerlingen. Steeds meer scholen kijken dan ook naar andere manieren van toetsen en houden rekening met de verschillende achtergronden, talenten en behoeften van leerlingen.
3. Klein beginnen met formatief toetsen
Niet gericht zijn op de uitkomst, maar op het proces er naartoe. Dat begint bij duidelijke leerdoelen stellen, en inzichtelijk maken waar elke leerling staat. Toetsen wat nog te leren is, in plaats van wat er geleerd is, oftewel: formatief toetsen. Niet eenvoudig in een klas met 25 tot 30 leerlingen. Ook verwachten we niet dat het toetsbeleid van vandaag op morgen verandert. Formatief handelen is een didactische keuze en daarmee kun je als onderwijsprofessional zelf al klein beginnen. Stel bijvoorbeeld na een instructie een meerkeuzevraag en laat alle leerlingen antwoorden. Bepaal vervolgens of de instructie “geland” is of dat er nog reparatie nodig is. Dat is een eenvoudige manier om klein te beginnen, maar een effectieve methode om te weten of de leerlingen iets hebben geleerd. Het maakt ze sowieso meer betrokken bij de les.
4. Differentiëren als logisch vervolg
Formatief handelen vraagt ook een vervolg. Want zodra je inzichtelijk maakt waar leerlingen staan, wil je er als leraar ook iets mee doen. Als er duidelijke verschillen tussen leerlingen zijn, is differentiëren een oplossing. Differentiëren kan in instructie, verwerking en leertijd. Bij differentiatie in verwerking kun je denken aan het aanbieden van verschillende verwerkingsopdrachten, op basis van verschillen in beheersingsniveau, leervoorkeur of interesses. Als leerlingen daarin zelf iets te kiezen hebben, geeft dat hen de regie over het eigen leerproces
5. Adaptief leren zet leergedrag centraal
Kinderen leren vaak beter als de lesstof is afgestemd op hun interesses en capaciteiten. Dit adaptief leren krijgt vaak vorm in een digitale lesmethode, die zich aan onder meer het niveau, de leerstijl en het tempo van de leerling aanpast. Dat gebeurt in de meeste gevallen via een datagedreven algoritme dat de antwoorden en prestaties van de leerling monitort en interpreteert. Het leergedrag (en niet het eindresultaat) krijgt zo een meer centrale rol, wat scholen in staat stelt om de focus te leggen op afwisseling en samenwerken, zelfvertrouwen opbouwen en eigen verantwoordelijkheid nemen.
Heb je vragen over deze onderwerpen of wil je erover met ons in gesprek? Neem dan contact met ons op.